Terug naar het overzicht

Oud

27 maart 2010 /
Ds. Aart Mak

Vandaag vier ik mijn geboortedag en omdat dat inmiddels ook al weer de 57e keer is dat ik dat doe, denk ik wel eens na over oud worden. Nu zullen veel inmiddels veel oudere luisteraars en lezers dan ik zeggen dat ik nog lang niet oud ben, maar laat me vanmorgen dan maar even voorganger mogen zijn in het ouder worden. Ouder worden doen we immers allemaal, ook het meisje dat ik vorige week ’s middags doopte en dat pas op 22 juni een jaar zal worden en ook mijn eigen dochter die een paar dagen na Pasen viert dat ze drie kruisjes achter haar naam mag zetten. Ouder worden doen we allemaal en des te meer schrijnt het dan als een meisje in Dordrecht of een kind waar dan ook als een bloem gebroken wordt in de knop.

Ouder worden dus. Ik wil het nu niet hebben over slijtage en alle mankementen en gebreken die opdoemen bij het ouder worden. Dat moge zo zijn en ik weet hoe vaak dat het gesprek van de wachtkamer en bij het koffieapparaat is, maar ouder worden is op geestelijk niveau toch net wat anders. In het begin van deze maand las ik een prachtig artikel van de hand van Frits de Lange dat hierover ging en het zette mij bepaald aan het denken. Frits de Lange is hoogleraar aan de Theologische Universiteit in Kampen en zijn stelling is dat wij tegenwoordig helaas heel veel moeite hebben met ouder worden. Sinds de revolutie van de jongeren in de jaren ’60 van de vorige eeuw, willen we allemaal stiekem zo lang mogelijk jong blijven. En zo ziet de dertiger eruit als een twintiger en de zestiger als een veertigjarige. Onze kleding en onze levensstijl, onze manier van praten en onze druktemakerij, verraden hoe wij opvallend en ongemerkt in deze cultuur allemaal eeuwig jong willen zijn en blijven. U kent de voorbeelden van oudere vrouwen die gekleed gaan als Pippi Langkousjes en van oudere mannen met hun puberale onrust en maar niet willen accepteren dat de wereld om hen heen steeds groener wordt en zij steeds grijzer.

Het aardige van Frits de Lange is nu dat hij een lans breekt voor het ouder worden. En dat doet hij omdat het de bedoeling is dat mensen volwassen worden. Volwassenheid is uiteindelijk het resultaat van alle aanloopjes
van daarvoor, van je mislukken en opnieuw proberen, van je dwaalwegen en je protesteren. De volwassene die in ons allemaal zit, wil een keer zich presenteren en van zijn ervaringen en wijsheid meedelen aan de wereld. Dat laatste is waar het om gaat. Ons menszijn mag dan een raadsel zijn, maar wie even nadenkt beseft dat de mens niet alleen geboren wordt om vervolgens van alles tot zich te nemen maar ook op een gegeven moment leeft om weg te geven. Jonge mensen hebben ouderen nodig die op een volwassen manier in het leven staan. Alles wat er te land, te water en in de lucht bestaat, heeft evengoed volwassen mensen nodig die dat alles bewerken en bewaren, om het nu maar eens klassiek bijbels te zeggen. De vraag is dan wat volwassenheid is. De Lange beantwoordt dat door drie kenmerken te noemen. Het zijn realiteitsbesef, authenticiteit en verantwoordelijkheid. Ik leg het uit. De volwassene weet wat hij kan en wat hij niet kan. Dat is realiteitszin. De volwassene aanvaardt de wereld zoals hij is. Dat betekent niet dat hij er niets aan wil veranderen, maar hij kent de mogelijkheden en weet hoe de paarden lopen. Geen ‘Sturm und Drang’ meer maar wijsheid en vastberadenheid. Authenticiteit wordt ook genoemd als eigenschap van volwassenen. Een volwassene hoeft geen leentjebuur meer te spelen bij anderen om iemand te zijn. Hij is iemand. Hij weet als geen ander wat je niet van hem mag verwachten en hij schaamt zich daar niet voor. Hij is goed zoals hij is. Hij kent zichzelf en hij hoeft zich niet mooier of lelijker te maken dan hij is. En tenslotte is daar dan de verantwoordelijkheid. Je kunt een volwassene om een boodschap sturen. Zijn ja is ja en zijn nee is nee. Hij is betrouwbaar, heeft zijn eigen waarden en normen en begrijpt dat er geen leven mogelijk is zonder verantwoordelijkheidsbesef. 

Nu wil het geval – en ook dat zult u herkennen -, dat er veel te doen is in de huidige maatschappij. De huidige cultuur heeft lang gebouwd en vertrouwd op jong en vitaal zijn. We moesten vooral voortvarend leven in een tempo dat hoort bij jongeren, we moesten snel kunnen schakelen, soepel reageren op onverwachte situaties – kortom: er werd ons een beeld geschetst van een hoog tempo waar je jong of jong van geest voor moest zijn om het allemaal te kunnen volgen. Het leek soms wel of volwassenheid een beetje ouderwets en verdacht was. Nu maken we mee hoe dat aan het omslaan is. De driftige, hitsige maatschappij is aan zichzelf ten onder aan het gaan. Denk aan het casinokapitalisme. Ineens wordt iemand als Job Cohen naar voren geschoven, een zestiger – en we herkennen allemaal waar we al een tijd onbewust naar uitkijken: een volwassen persoon die op een wat vaderlijke manier zegt dat we allemaal een stapje terug moeten doen en dat dit goed gaat als we een beetje rekening met elkaar houden. De vader van het grote gezin. Dit is geen pleidooi voor de partij van deze oud-burgemeester van Amsterdam. Evengoed kun je iemand als Roemer van de SP zien als een volwassene na de altijd driftig opererende Agnes Kant. De roep om iemand als Cees Veerman in het CDA is vergelijkbaar. Kortom: ik voorspel u dat we een tijd tegemoet gaan waar we gaan ontdekken wat we een beetje gemist hebben. Toen de rustige en vaderlijke Wim Kok in al het rumoer rond Pim Fortuyn ten onder ging, waren we dat even vergeten. In Frankrijk zal de zogenaamd eeuwige jonge Nicolas Sarkozy ook voorbijgaan. Obama kan het alleen als hij de senior Joe Biden naast zich blijft opstellen. Enzovoort. Zo keert de wal het schip en zullen we ook in de kerk de wijsheid weer opnieuw ontdekken dat 't niet gaat om jong of oud, maar om volwassenheid.

Met muziek van Grieg aan het begin (Holberg Suite) en Rachmaninoff aan het eind (einde 1e deel van zijn 2e pianoconcert). Verder hoorde u ‘Finding palmes’(van Robert Lane) uit de film ‘John Adams’ en gezang 28 uit het Liedboek van de Kerken. Gelezen werd uit Deuteronomium 31:6. Het gebed kwam uit de bundel ‘Bij gelegenheid (II)’ van Sytze de Vries.

 

Deel deze column:

Andere gerelateerde columns: