Terug naar het overzicht

Kerk

21 maart 2010 /
Ds. Aart Mak

Gelukkig maar dat wij in deze tijden weer eens leren dat het niet de kerk maar God is waarin wij moeten geloven. Zo ongeveer luidde de boodschap van Jean-Jacques Suurmond in zijn laatste column in het dagblad Trouw. De kerk is iets waar sociologen over kunnen schrijven, het is een organisatie, een groep met een bepaald idee, een menselijk instituut dat beantwoordt aan de wet van opgaan, blinken en verzinken. Suurmond schreef daar beter, uitgebreider en doordachter over dan ik nu kort kan weergeven. Maar wat hij ook wel wist maar niet schreef, is dat de kerk voor veel oudere gelovigen van nu als een moeder is of in elk geval was. Zeker de rooms-katholieke gelovigen hebben aan de hand van moeder de kerk het geheim van het geloof in de Vader in de hemel leren kennen. En dat juist nu die moeder in Noord-Amerika, in Ierland, in Duitsland en ook in Nederland dienaren had die hun handen niet van kinderen af konden houden, leidt tot veel schaamte en vooral verdriet. Alsof je achteraf hoort dat een van je ouders in de oorlog dingen gedaan heeft die niet door de beugel kunnen, terwijl je altijd dacht dat vader of moeder uiterst betrouwbaar en zelfs ook dapper was.

Maar er zit ook een andere kant aan deze zaak. Want het is al te gemakkelijk om nu alle schuld te geven aan de kerk. Ook de kerk was toen, evengoed als nu, doordrenkt van de tijdgeest. Over veel dingen sprak je niet. Wat tegenwoordig open en bloot en zelfs tot schamens toe wordt getoond, was vroeger nog te gênant om er zelfs een woord aan vuil te maken. Op een van de scholen met de bijbel waarop ik zat, was een meester die met zichtbaar genoegen elke dag een of twee scholieren aan het eind van de middag straf gaf. Het is mij ook menig keer overkomen. Hij legde je dan voorover op de bank en gaf je ongenadig op je falie. Hij sloeg je op je achterwerk. Dat deed zeer. En er was iets, toen al, dat mij en vele andere klasgenoten het gevoel gaf dat hij dat niet met tegenzin deed maar dat het hem juist genoegen verschafte. Maar ook daarover werd niet gesproken. Ouders wisten het niet of vonden het normaal. Lijfstraffen hadden zij immers zelf ook gehad toen zij jong waren. De school met de bijbel was ook vaak de school met de lat. Later, als in een pastorie opgroeiend kind, hoorde ik regelmatig van mannen die het met vrouwen deden die niet hun eigen vrouw waren. Ik ving dan toevallig en terloops iets op van wat mijn vader tegen mijn moeder zei. Ik herinner me dat mijn vader daar nooit zonder een kwinkslag over kon spreken, hoewel ik ook aan hem merkte hoe ernstig hij dat vond. En, daar komt het, meer dan eens betrof het dan ook dominees, ouderlingen of diakenen die, zoals mijn moeder dan altijd zei, een scheve schaats hadden gereden.

Maar ook dat bleef onder de pet en hoorde in dit geval tot de geheimen van de pastorie. Ik wist al jong dat vele vroegere prinsen van Oranje ook aardig van wanten wisten als het om de seks ging. Prins Claus was de eerste rond wie hierover eindelijk eens geen geruchten de ronde deden. Seksualiteit was tot diep in de jaren zeventig ook in protestantse kringen – en nog steeds in hele delen van die kerk en aanverwante, strengere kerken – iets waarover je niet sprak. Dat betekende dus dat je heel veel zelf moest uitzoeken en dat je altijd in conflict was met je geweten omdat wel zonneklaar was dat op dit terrein niets was toegestaan. Hoeveel te meer was dat ook niet aan de orde in de rooms-katholieke kerk. Daar had en heb je ook nog eens het celibaat en tot voor kort de talloze internaten verspreid over het land, waar jongens en meisjes samen waren onder leiding van celibataire mannen en vrouwen. Dat is vragen om problemen en je kunt evengoed zeggen dat het er veel vaker goed en hoogstaand aan toe ging dan dat het verkeerd ging. Dat laatste is nu aan de orde. Waarom nu trouwens pas? Ik hoorde een socioloog opmerken dat dit zeker ook komt omdat de ouders van de inmiddels volwassen geworden kinderen overleden zijn. Zij hoeven nu niet meer te zwijgen omwille van de ouders die vaak niet beter wisten dan dat er niets gebeurde. Nu kan de doos van Pandora open gaan en ik benijd de bisschoppen en de paus niet die nu meemaken wat er gebeurt als in dit door media bepaalde tijdperk de beer los is. Dan hang je als je niets terugzegt. Dan word je verbrijzeld als je geen knieval maakt en duizendmaal excuses mompelt.

Intussen – en nu kom ik terug op de kerk in het algemeen – is dit ook wederom een signaal dat de kerk zoals wij die nog steeds kennen, aan het voorbijgaan is. Wat er nu gebeurt rond het misbruik van kinderen door priesters en andere geestelijken, lijkt ook een stuiptrekking van iets waar al zoveel mensen al veel eerder bij zijn weggelopen. Vergis u niet, er lopen in Nederland gemiddeld driehonderd mensen per dag bij de kerk vandaan. De maatschappij waarin de kerk het zuurdesem was, bestaat ook haast niet meer. Mensen van nu laten zich niet meer binden. Ze willen nergens meer bijhoren en helemaal niet een leven lang, kijk ook maar naar de huwelijken die vaak niet levenslang meer zijn. En het geloof dat in veel kerken, rooms-katholiek, hervormd en gereformeerd, ooit gegoten werd in vaste stramienen, zondagse en door de weeks, met een geestelijkheid en een heilige ordening die stonden als een huis omdat ze al zo lang bestonden, dat geloof heeft zich als een gekooide vogel bevrijd. Kijk maar naar de vrije gemeenten die als paddestoelen her en der verrijzen. Denk ook aan de vrijheid die talloze moderne mensen nemen als het gaat om geestelijke zaken. Ze doen het voortaan zelf. Ze gaan hun eigen, geestelijke weg. En als de rekening van de voor de slachtoffers uiterst pijnlijke seksuele escapades van sommige geestelijken vereffend is, rest er de leegte. Dan gaan we weer verder met de vrijheid en het ieder op zijn eigen wijs. In Rome willen ze daar niet aan. Daar moet de Geest zo gauw mogelijk weer terug in de heilige fles. Maar ik vermoed dat als we tien jaar verder zijn, we beter zullen begrijpen dat wanneer je de menselijke geest wil dresseren, je altijd via het lichaam de prijs betaalt ...

Met muziek van Grieg aan het begin (Holberg Suite) en Rachmaninoff aan het eind (einde 1e deel van zijn 2e pianoconcert). Verder hoorde u muziek van Gerard Lesne en gezang 175 uit het Liedboek van de Kerken. Gelezen werd uit Galaten 5: 13-14. Het gebed kwam uit de bundel ‘Bij gelegenheid (II)’ van Sytze de Vries.

 

Deel deze column:

Andere gerelateerde columns: